God, die ik loof, blijf niet zwijgen, want vijandig en bedrieglijk is de mond van hen die mij beschuldigen, hun tong spreekt niets dan leugens, ze bestoken mij met woorden van haat, zonder reden bestrijden ze mij. Ik bid voor hen, maar mijn liefde roept vijandschap op, ze vergelden goed met kwaad, woorden van haat zijn de dank voor mijn liefde: ‘Wijs een gewetenloos man aan die hem aanklaagt bij de rechter. Dat hij schuldig wordt bevonden en dat zijn gebed God niet bereikt.
Lees meer ...Psalmen 109:17-31 Voor de koorleider. Van David, een psalm 2
Dat de vloek die hij liefhad hem treft, de zegen die hij een ander misgunde hem nooit ten deel zal vallen. Dat de vloek hem als een mantel omhult, zijn lichaam vult als water, zijn gebeente doordringt als olie. Dat de vloek als het kleed is dat hij draagt, als de gordel die hij dagelijks omheeft!’ Laat zó de HEER mijn aanklagers straffen, hen die zelf over mij dit kwaad afroepen. Maar U, HEER, mijn God, doe voor mij wat tot eer van Uw naam is:
Lees meer ...Psalmen 110:1-7 Van David, een psalm
De HEER spreekt tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan Mijn rechterhand, Ik maak van je vijanden een bank voor je voeten.’
Lees meer ...Psalmen 111:1-10 Halleluja!
Ik wil de HEER loven met heel mijn hart in de grote kring van oprechten. Machtig zijn de werken van de HEER, wie ze liefheeft, onderzoekt ze. Zijn daden hebben glans en glorie, Zijn rechtvaardigheid houdt stand, voor altijd. Hij stelde een gedenkdag in voor Zijn wonderen, genadig en liefdevol is de HEER.
Lees meer ...Psalmen 112:1-10 Halleluja!
Gelukkig de mens met ontzag voor de HEER en met liefde voor Zijn geboden. Zijn nageslacht geniet aanzien in het hele land, de oprechten worden gezegend. Rijkdom en weelde bewonen Zijn huis, en Zijn rechtvaardigheid houdt stand, voor altijd.
Lees meer ...Psalmen 113:1-9 Halleluja!
Loof, dienaars van de HEER, loof de naam van de HEER. De naam van de HEER zij geprezen van nu tot in eeuwigheid. Van waar de zon opkomt tot waar zij ondergaat, zij geloofd de naam van de HEER.
Lees meer ...Psalmen 114:1-8
Toen Israël wegtrok uit Egypte, het volk van Jakob dat vreemdtalige land verliet, werd Juda zijn heiligdom, Israël zijn koninkrijk.
Lees meer ...